Maandelijks archief: augustus 2024

Sonnet XXIX

Is Shakespeare een psycholoog? Als schrijver dringt hij er diep genoeg voor door in de krochten van de ziel. Het verschil met de meeste moderne psychologen is echter dat hij niet simpelweg uitgaat van het ik met al zijn verlangens en frustraties. Dat liet ik gisteren zien aan de hand van sonnet XXX: er was wel een ‘ik’ in dat gedicht, maar die bleek niet los te denken van de ander, van de geliefde die er vanaf de eerste regel naast stond. Shakespeare dringt in zijn sonnetten niet zozeer door in de individuele ziel, zoals psychologen doen, maar eerder in een relatie, in een dualiteit, in de twee in plaats van de één. Als je je dat realiseert, krijgen die sonnetten een andere betekenis.

Een opvliegende leeuwerik

Dat ze die verborgen dualiteit of dialoog in de sonnetten heeft gereconstrueerd, is de verdienste van Helen Vendler in haar al genoemde commentaar. Bij sonnet CXVI (‘Let me not to the marriage of true minds/ Admit impediments…’) heeft ze laten zien dat het niet de brave lofzang op constante, onveranderlijke liefde is die commentaren erin hebben gezien. Het is een antwoord: in de voortgaande dialoog, die de horizon van de sonnetten vormt, heeft de geliefde net meegedeeld dat zijn liefde voorbij is. Het sonnet zelf is een pathetische, machteloze en ontroerende poging van de ik om hem alsnog te overtuigen.

Sonnet XXX

Niemand die meer dramatische wendingen in de veertien regels van een sonnet verpakt dan de grootste toneelschrijver. Vanmorgen herlas ik sonnet XXX en realiseerde me met een schok dat ik het helemaal verkeerd begrepen had. En ook dat Shakespeare ons beter doorziet dan wij hem.

Sonnet 30 op de muur van het Rapenburg in Leiden

Dit is de Engelse tekst:

When to the sessions of sweet silent thought
I summon up remembrance of things past,
I sigh the lack of many a thing I sought,
And with old woes new wail my dear time’s waste:
Then can I drown an eye, unus’d to flow,
For precious friends hid in death’s dateless night,
And weep afresh love’s long since cancell’d woe,
And moan th’ expense of many a vanish’d sight;
Then can I grieve at grievances foregone,
And heavily from woe to woe tell o’er
The sad account of fore-bemoaned moan,
Which I new pay as if not paid before.
    But if the while I think on thee, dear friend,
    All losses are restor’d, and sorrows end.

Al is die tekst niet overal even transparant voor moderne lezers, de strekking leek me evident en ook de meeste commentaren lezen er hetzelfde in: ‘Als ik zit te mijmeren en aan vroeger denk, is er veel waar ik verdrietig van ga zuchten: vrienden die zijn gestorven, ongelukkige liefdes die verloren zijn geraakt, enzovoort. Ik kan er eindeloos over blijven kreunen (alsof ik dat niet al genoeg gedaan had!), maar als ik dan aan jou denk, lieve vriend, is al het verlies hersteld en het verdriet voorbij.’ Een nogal banaal inzicht in een sierlijke verpakking dus? Nee, zo simpel ligt het niet.